Een kort verhaal – Begin jaren ’80

Ik was zeven toen we voor de eerste keer voor drie jaar naar de tropen gingen verhuizen. Een groot avontuur! Alleen al de kleffe, warme deken die we over ons heen voelden komen toen we uit het vliegtuig stapten, zo anders dan de atmosfeer in Nederland. De eerste maanden zaten we in een huisje bij Hotel Arthur Frommer. Dat was iedere dag naar het zwembad gaan, waar je als gast een grote badhanddoek kon lenen die je aan het eind van de dag weer in moest leveren. Ik had nog geen zwemdiploma, maar leerde zelf al rap zwemmen en ging daarna zelfs in het diepe en van de duikplank, nog steeds zonder diploma 😺.
Voor de kinderen werden er een paar keer per week binnen in een zaaltje bij het zwembad tekenfilms afgespeeld met een diaprojector. Daar zaten we altijd al ruim voor aanvang trouw op de stoeltjes bij het witte scherm voor te wachten. Ik herinner me ook de ijsmachines op de gangen bij de hotelkamers, waar we regelmatig ijsblokjes gingen ‘stelen’, wat echt spannend was. Het was ook elke avond voeten wassen in de badkamer, omdat die helemaal zwart waren door het blootvoets lopen. En de slaapkamers met airco in het huisje, wat een welkome verkoeling was dat…
Na een paar maanden was onze container met spullen aangekomen en konden we ons huis in aan de Cabimasweg in de wijk Rio Canario: het gewone leven begon. We gingen naar de Marnixschool, ik kwam daar in de tweede klas. Echt een leuke school, waar ik veel mooie herinneringen aan heb. Nou ja, behalve dan aan de schooltandarts, maar daarover misschien later een keer meer. Net als iedereen hadden we een vrijstaand huis met een grote tuin eromheen. En uiteraard een paar honden zoals ook iedereen die daar had, primair bedoeld als bewaking.
Vanwege het tropenrooster bracht m’n moeder ons op de werk- en schooldagen al heel vroeg in de morgen weg, want we hadden maar één auto, een oranje Simca. M’n vader werd altijd als eerste weggebracht, naar de marinebasis, en daarna bracht m’n moeder ons naar school. Aan het begin van de middag werden we allemaal weer opgehaald en gingen dan eerst thuis eten en daarna mochten wij, dat wil zeggen, de kinderen, vaak de rest van de middag naar het marinezwembad of naar Brakkeput, de zeilhaven van de marine, waar we met een gerust hart een middagje achtergelaten konden worden.

We keken veel Amerikaanse tv, want er was weinig anders en bovendien waren de overige zenders allemaal in het Spaans. Er was Wrestlemania, waar we met het hele gezin naar keken, met onder meer André the Giant en Hulk Hogan, twee onvergetelijke karakters. Er was ook een programma met danswedstrijden, Dance Fever geheten, waar ik vaak naar keek en ik herinner me The Incredible Hulk, Mister Ed, The Brady Bunch en natuurlijk The L💚ve Boat. Ook was er Little House on the Prairie en er waren vaak herhalingen van de nogal schreeuwerige Lucy Show. Verder waren er cartoons, heel veel cartoons: The Flintstones, Tom and Jerry, The Looney Tunes, Scooby-Doo, Casper, noem maar op. Na een jaartje van al die Engelstalige programma’s kijken had ik m’n basis Engels al aardig onder de knie, wat een handige bijkomstigheid was.

De zaterdagen waren om boodschappen te doen en lekker thuis rond te hangen en op de zondagen gingen we ’s morgens meestal eerst naar een kerkdienst op de basis. Maar ’s middags was het steevast tijd om het eiland rond te toeren om alle trekpleisters te bekijken en/of om naar het strand te gaan. We namen altijd een grote koelbox met ijs mee met kleine flesjes frisdrank en bolletjes. Er waren in die tijd nog strandjes waar meestal niemand anders was en we dus het hele strand voor onszelf hadden zoals Playa Kalki en Kleine Knip. Maar we gingen ook wel naar de drukkere stranden zoals Grote Knip, Daaibooibaai, Barbara Beach en Porto Mari. En er was Michielsbaai, waar een marinegedeelte was met een steiger en een kantine.
Het sociale leven was een drukke bedoening op het eiland, met bezoekjes over en weer; bij elkaar op de porch zitten, gezellig borrelen en er werd geregeld gebarbecued. Zo was ik op een dag een keer met m’n ouders op bezoek bij kennissen met een prachtige, grote tuin met palmbomen, enorm grote cactussen en andere tropische bomen en planten. En ook vogels, hele mooie tropische vogels, waaronder parkieten, suikerdiefjes en kolibries. Ik ging in m’n eentje de tuin in om al dat moois te bewonderen. Ineens viel m’n oog op een vogelnestje. Als ik op m’n tenen ging staan, kon ik net over het randje kijken. Daar zaten een paar kleine, witte vogeleitjes in van hooguit anderhalf à twee centimeter groot. Wauw, dat was leuk. Vol verwondering keek ik ernaar en ik kon het niet laten… Ik pakte een van de eitjes heel voorzichtig tussen twee vingers, want ik zag wel hoe dun het schilletje was, het scheen zelfs een beetje door. Maar terwijl ik het eitje pakte was ik net iets te behoedzaam en liet het prompt vallen. Ik schrok me rot. Want daar lag het eitje, op de grond, in minder dan een seconde kapot gevallen. Ik kon wel huilen… Ik vond het zo erg en voelde me zó schuldig dat ik er niets over tegen m’n ouders heb gezegd. Ik had tenslotte een lief, klein vogeltje vermoord!
Die gebeurtenis is me altijd bijgebleven. Het nestje met de eitjes, dat ik iets te nieuwsgierig was en hoe erg ik schrok toen ik het eitje liet vallen. En als ik er nu nog wel eens aan denk, dan voel ik weer dat schuldgevoel en het verdriet van dat meisje van toen, om het kleine, kapotte vogeleitje…
