
Net voordat ik de deur uit wilde lopen besloot Fluffie er nog even een haarbal uit te gooien. Op het kleed natuurlijk, waar anders? Dat kon ik echt niet laten liggen, want dan zou het er nooit meer uitgaan. Dus HUP, tissues en de vaatdoek met zeep halen. Snel, snel, want treinen wachten niet. Ik pakte vlug het hoopje weg, poetste het stukje grondig schoon en ‘TJAKKA!’, de hele boel weer opgeruimd. Nu snel naar het station…
O nee, de trein gemist. Ach ja, het zal allemaal wel. Ik zat daar ook wel even lekker op een bankje helemaal achteraan in het ochtendzonnetje. Dit was overmacht, dus ja, niks aan te doen. Een trein stoof langs. M’n haar wapperde er een beetje van. Nog twaalf minuten. Heerlijk zo, even rust. Ik sloot m’n ogen en droomde een beetje weg. De stilte werd plots ruw verstoord, want ik voelde een aanwezigheid en sperde geschrokken m’n ogen wijd open. Hmm, niemand te zien, maar de schrik bleef nog even hangen. Tegenover me stond een groot reclamebord waar ik m’n eigen reflectie in kon zien. Dit is niet m’n beste haardag, constateerde ik, en duwde even een omhoog gewaaid plukje naar beneden. Maar huh, stond er nou iemand vlak achter me in de weerspiegeling van het glas, zag ik dat goed? Het had er alle schijn van. Bang keek ik achterom, maar er was weer niets te zien. Ik lachte even om m’n eigen schrikkerigheid. Het was vast gewoon een deel van de affiche geweest, gezichtsbedrog dus. Door de verwarring was ik zo afgeleid dat ik even niet doorhad dat de trein er al stond en ik liep er gauw heen. Net op tijd, want hij vertrok meteen. Een beetje raar was dat wel, want voor m’n gevoel had ik nog zeker tien minuten wachten te gaan en van versnelling in plaats van vertraging in het ov had ik nog nooit gehoord, maar alla.
Het was weer druk in de trein. Ik wist een plekje te bemachtigen op een klapstoeltje naast de deur. De eerste halte. Aardig wat mensen gingen eruit, maar er kwamen er meer voor terug. Een oude dame met grijswit haar en een opvallende, rode wandelstok stond vertwijfeld rond te kijken. Hoffelijk stond ik op: ‘Wilt u zitten?’ Dankbaar ging de vrouw zitten, dat was eerder uitzondering dan regel tegenwoordig. Bij de volgende halte moest de vrouw er alweer uit. Het lijkt wel een stoelendans, dacht ik grinnikend, terwijl ik weer terugging naar m’n oude plekje.
De derde halte. Daar ging bijna niemand eruit, maar er kwamen wel twee mensen binnen. Maar WAAAT? Wacht eens even… Zag ik het goed? Dat kon toch niet? Dezelfde vrouw van net kwam weer de trein in. Wederom met de opmerkelijke, rode wandelstok en weer keek ze een beetje radeloos om zich heen. Exact hetzelfde tafereel als daarnet, dat kon niet waar zijn! De tijd leek even stil te staan terwijl ik apathisch naar de vrouw staarde. Het voelde alsof er een knopje in m’n hoofd omging. Die van de mindset die het verschil maakte tussen heilig geloven in de werkelijkheid en alles eromtrent in twijfel trekken. Want de vrouw stond levensgroot naast me en ik kon er niet onderuit: het was echt dezelfde van net… Deze keer stond ik m’n plekje niet af, want ik was te verbijsterd om ook maar iets te doen of te zeggen.
De vierde halte naderde. De oude vrouw ging er alweer uit, mij radeloos achterlatend. Wat hier net gebeurde kon niet echt zijn. Had iemand anders het ook gezien? Ik keek om me heen, maar alles zag er normaal uit, niemand leek er iets van te hebben gemerkt. Ja, alles leek zo gewoon, maar dat was het niet! De laatste tien minuten van de rit zat ik in een koortsachtige, chaotische waas en bleven er maar vragen door me heengaan over wat ik net had gezien.

Tijdens de kilometer lopen naar m’n werk zocht ik vertwijfeld naar een verklaring. Ik probeerde het rationeel te benaderen, maar dat was niet makkelijk. Het was fysiek onmogelijk dat de vrouw met dezelfde snelheid van de trein, met ander vervoer weer bij de volgende halte was aanbeland… Alleen al het heen en weer lopen op de twee stations waar ze dan moest zijn geweest duurde langer dan dat. Was er dan misschien heel toevallig een andere oude vrouw die er net zo uitzag en die, nog toevalliger, ook een rode wandelstok had? Of had ze wellicht een tweelingzus die als twee druppels water op haar leek en die ook zo’n zelfde wandelstok had? Maar al dat toeval was wel heel merkwaardig…
Maar nee, ik wist het echt zeker, het was dezelfde vrouw geweest en ik kon dat met geen mogelijkheid aan mezelf uitleggen. Ik moest ineens denken aan de scène met de zwarte kat in The Matrix. Hoe noemden ze dat ook alweer? O ja, een glitch. Was dát wat er net gebeurde…? Was het een glitch? Ik had ook weleens gehoord van andere simulatietheorieën dan die van The Matrix. Maar The Matrix en al dat andere, dat was sowieso allemaal verzonnen, toch? Ja, dat was fictie toch, of niet? Of zou het zo kunnen zijn dat er zonet iets misgegaan was met de wiskundige formules en logaritmes waar de realiteit uit bestond…? Dat zou wel een overtuigende verklaring zijn voor deze onbegrijpelijke gebeurtenis. Maar dan… Dan was onze realiteit dus niet echt…!!
Ik had tijd nodig. Tijd om na te denken over alle overweldigende gedachten die bij me opkwamen. Ik nam me voor om het voor nu naast me neer te leggen, hoe lastig dat ook was. Eerst maar even de werkdag door zien te komen. Gewoon focussen op m’n werk… Een collega vroeg of ik ook koffie wilde. Toen ik ‘ja’ zei, klonk dat zo raar, vervreemdend. Het was net alsof ik het zelf niet was die het zei en wat anderen zeiden klonk ook al zo ver verwijderd van de werkelijkheid. Ze gaf me de koffie in de mok met de smiley. Zelfs die afbeelding zag er ineens zo onwerkelijk uit. Alles voelde anders, niet zoals voorheen. Maar het werd pas echt bizar toen ik later thee ging halen: de mok met de smiley, waarvan ik zeker wist dat er maar één van was op kantoor, stond blinkend schoon in de kast naast de bus met theezakjes! Ik keek van de mok in m’n hand naar die in de kast en weer terug en besloot nu voor zekerheid te gaan. ‘Zeg, joh, hadden we altijd al twee van deze mokken met een smiley, nee toch?’ vroeg ik zo casual mogelijk aan een collega die net voorbij liep. ‘O, jahaa, zolang ik me kan herinneren wel. Hoezo?’

Nou, daar had ik dus helemaal niets aan, want dat klopte gewoon niet. Die collega had het echt bij het verkeerde eind. Of hij loog… Maar waarom zou hij dat doen? Er flitste iets door me heen over een theorie dat er meerdere realiteiten zouden kunnen zijn, parallelle universa, oneindig veel zelfs. Hoe heette dat ook alweer? N-theorie, of was het M-theorie? Ja, dat was het, het was een mogelijke interpretatie van de membraantheorie, het multiversum. Hoe dan ook, dat was niet bewezen. Maar stel dat dat waar was, dat daar iets mee aan de hand was… Zou het dan zo kunnen zijn dat ik in een andere realiteit terechtgekomen was? Zou dat op mysterieuze wijze mogelijk zijn? Hoe absurd dat idee eigenlijk ook was, ik moest ineens denken aan een korte strip die ik ooit een keer had gelezen en ik had iets soortgelijks ook in een paar afleveringen van Star Trek langs zien komen. Maar dat was een veel engere gedachte dan die van een ander universum, hoewel die ook al best wel creepy was. In dat stripverhaaltje waren de hele mensheid en de aarde slechts een spelletje van een ras aliens. Die konden alles en iedereen beïnvloeden en besturen en wat ze maar wilden laten gebeuren. En ze hadden daar de grootste lol mee! Dat zou eventueel een verklaring kunnen zijn voor die ervaring van vanochtend op het perron. Wat als er toen toch wél iemand was geweest? Had ik de aanwezigheid van een alien gevoeld en liepen die aliens met me te fucken ofzo? Wel gek dat ik daar nu aan moest denken, want dat was waanzin! Dat was maar een verhaaltje, toch? Geen werkelijkheid!
Enfin, ik moest die middag noodgedwongen met een smoes vrij nemen, want dit kon zo echt niet doorgaan, er ging te veel door me heen. Allerlei buitenissige ideeën over de aard van de realiteit die ik ooit had gelezen of in films had gezien en diverse conspiracy theorieën kwamen langs totdat m’n hoofd bijna uit elkaar barstte van de informatie. ‘Wat moet ik hier nou mee?’ dacht ik hardop. Oké, even wachten, even een stapje terug. Kende ik misschien iemand waar ik dit allemaal mee kon bespreken? Ja, dat zou kunnen helpen, dat ik dit allemaal aan iemand anders zou kunnen voorleggen en dan kijken wat die ervan vindt. Maar nee, dacht ik bijna gelijktijdig, ze zouden me voor gek verklaren! Wie zou er nou in hemelsnaam openstaan voor alle vreemde dingen die ik vandaag had meegemaakt? Nou, niemand dus.
Dus ik was weer terug bij af: ik moest het allemaal zelf verklaren. Wat nou als de realiteit inderdaad op een of andere manier niet echt is en ik heb daar vandaag het bewijs voor gekregen, maakt dat dan eigenlijk wat uit? dacht ik. Ja, wat doet het er ook toe, want wat is ‘echt’ eigenlijk? Alles lijkt toch echt en voelt toch echt? Nou ja, meestal wel dan. En we zitten er met z’n allen in vast, dus of je nou iets vaags doorhebt of niet, je kunt er toch niets aan veranderen. En er waren zo veel mogelijkheden die de verklaring zouden kunnen zijn van momenten die leken af te wijken van de gangbare realiteit… Welke daarvan de waarheid was, was waarschijnlijk toch nooit te achterhalen. Bovendien kon ik niet om de gedachte heen dat ik bang was het er met iemand over te hebben. Niemand zou dit begrijpen! Dus hoe vreemd m’n ontdekkingen ook waren en hoe vaak ik ook nog zulke bizarriteiten mee zou maken, ik stond er helemaal alleen voor. Ik had nog even het plan om een forum te zoeken waar mensen dit soort zonderlinge ideeën met elkaar bespreken, maar ik was bang dat het dan allemaal nog veel gekker zou worden. Nee, besloot ik daarom, het beste was om deze onverklaarbare dag maar gewoon te vergeten. Want ja, hoe zei Cypher dat ook alweer zo resoluut in The Matrix? O ja, zo was het:
