Een kort verhaal van een willekeurige zomerdag in ’95

Vanaf die keer hadden we een trend(je) gezet, want daarna gingen we wel vaker naar het Wilhelminapark, ook met anderen. Op een dag was ik er weer met Sadie. Dat was de keer dat we geen geld hadden en we eerst samen naar Sadie’s huis waren gegaan om haar ijzeren bakje met kleingeld te halen. Daarmee gingen we naar De Groene Winkel in de Zadelstraat voor een fles wijn. Het was een heleboel kleingeld en dat moest allemaal geteld worden, nou ja, tot aan het benodigde bedrag dan. Sadie kieperde de bak om en de kwartjes, dubbeltjes en stuivers rolden over de toonbank. De medewerkster keek er nogal moeilijk bij, want het was druk in de winkel. Ze was al begonnen met tellen, maar het duurde d’r iets te lang, want ze mompelde en mopperde wat en het leek of ze wilde gaan zeggen dat dit eigenlijk niet de bedoeling was. Toen ik zei dat die muntjes toch écht een wettelijk betaalmiddel waren en dat ze het wel aan móest nemen, stond ze op het punt dit helemaal te weigeren. O, shit, nee hè, dat was alles wat we hadden… Maar Sadie wist de boel gelukkig te sussen en begon te helpen met tellen en stapeltjes maken die een gulden moesten voorstellen. Uiteindelijk gingen we er vandoor met een heerlijke fles biologische bloedwijn. Twee was uiteraard beter geweest, ieder één, maar aan het restant muntjes konden we wel zien dat dat niet haalbaar was. Maar we klaagden niet, dat deden we sowieso zelden. De buit was binnen en we gingen: op naar onze zwemplek!
Het werd weer een heerlijk zorgeloos middagje in het park. Er was geen kip te bekennen, we hadden zo’n beetje het hele park voor onszelf. We waren al even gaan zwemmen, hadden de fles wijn inmiddels tot aan de laatste druppel buitgemaakt en lagen een beetje laveloos te zonnen en te babbelen. Zoals altijd voerde ik het hoogste woord en lag Sadie daar de hele tijd om in een deuk.
Plots fietsten er twee jongetjes langs van een jaar of acht, hooguit tien. Ze reden op het pad een klein eindje bij ons vandaan. Ze groetten ons enthousiast en wij riepen ‘hoi’ terug. Vervolgens kwamen ze naar ons toe en daar schrokken we wel even van, want we lagen daar wel halfnaakt. Maar dat hield ze blijkbaar niet tegen, want ja, het waren tenslotte de jaren ’90 en op het strand liep ook zo’n beetje iedere vrouw topless rond en dat dit nou midden in de stad was, ach, ik snap dan wel dat dat voor die kinderen helemaal niets uitmaakte. Enfin, we trokken toch maar snel even een shirtje aan, want dat voelde in dit geval beter.
Ze woonden vlakbij, zeiden ze, en ze waren een beetje doelloos aan het fietsen. Op een gegeven moment kwam het ter sprake dat wij zo’n honger hadden. Waarom we dan niks gingen kopen, vroegen ze. Nou, ja, omdat we geen geld meer hadden, dus we konden helemaal niks te eten kopen en zelfs ook niets te drinken. Dat vonden ze zo erg om te horen, dat ze thuis wel even iets voor ons zouden gaan halen. Echt? Wauw, dat was lief van ze, echt heel lief…

Terwijl ze wegfietsten riep ik nog grappend: ‘En bier!’ Ja, dat zou ook wel lekker zijn, toch. We zagen ze ervandoor gaan, in de richting van de Koningslaan. We waren benieuwd of ze nog terug zouden komen, maar we dachten eerlijk gezegd van niet. Toen we het eigenlijk al opgegeven hadden, want het duurde wel heel lang, zagen we ze vanuit de verte aan komen lopen. En ja hoor, ze hadden iets in hun handen. Het waren broodjes! Zo, die waren lekker: pistoletjes met kaas en sla op een servetje. Een waar feestmaal. Die hadden ze zelf klaargemaakt, zeiden ze. Aha, daarom duurde het zo lang. En ja hoor, dit was echt niet te geloven, een van hen had een rugzakje en haalde daar triomfantelijk twee blikjes Hertog Jan uit. Haha, dat was helemaal te gek zeg, bier! En nog ijskoud ook. Daarna gingen ze er snel vandoor want ze moesten naar huis, maar onze middag kon niet meer stuk!