
Voorjaar ’95
Enigszins wanhopig probeerde ik mijn flow van vóór Mitch terug te vinden. Hoewel die vrijheid ook een keerzijde had, in de vorm van eenzaamheid. Alsof dat de prijs was die ik moest betalen voor het heerlijke maar onzekere gevoel dat vrijheid met zich meebracht.
Die zomer ontmoette ik weer allemaal nieuwe mensen, net als vroeger.
Zo was daar ineens Sadie. Zij zat bij het stadhuis met een fles wijn of port. Gejat natuurlijk, zoals bij haar meestal het geval was. Ja, waarom zou je daar voor betalen, het is ook zo weer op, zonde van het geld.

Zo’n fles Grolsch kon je overigens zo lekker vasthouden aan de sluiting. Die hing dan aan een middelvinger en daar kon ik prima mee rondlopen zonder dat het opviel. Ook al werd er in die tijd niet opgetreden tegen alcoholgebruik op straat, het stond natuurlijk niet zo fraai als je met bier door de stad liep.
Met z’n drieën hebben we een keer de hele dag in de kloostertuin bij De Dom gezeten met een grammetje of wat aan speed en rode wijn. En maar lullen.
Er waren geen grenzen of belemmeringen, zielen werden onomwonden blootgelegd en binnenstebuiten gekeerd.
In ieder geval, die middag gingen wij naar het Wilhelminapark. Ik had al een bikini aan, overal op voorbereid. Sadie was dat niet, maar ach, een Hema-onderbroek leende zich ook prima voor de gelegenheid. Topless doken we de vijver in. Wauw, lekker was dat, een beetje afkoelen, zwemmen, en hé, zou je op die fontein kunnen klimmen? (Zie ook het hieraan gelinkte verhaaltje Hertog Jan)

In de loop van het jaar had ik het plan opgevat om te gaan studeren, Algemene Letteren. Continu dacht ik dat ik werd gadegeslagen door m’n medestudenten. Ik hield dat maar een paar weken vol. De studentenpsycholoog raadde me aan me uit te schrijven en hulp te zoeken.

Toen ik de naam ‘Rogier’ noemde was het eerste dat hij zei: ‘Die sukkel?’ Ik beaamde dat en aangezien we al driekwart jaar alleen vrienden waren, dacht ik dat ik ook wel even de korte versie kon vertellen van wat er eind ’94 gebeurd was tussen die sukkel en mij.
Maar dat viel helaas niet in goede aarde…

Niet lang daarna zag ik overal tags van hem verschijnen: in en rondom pieces, langs de tramroute en overal en nergens nogal in het oog springend op allerlei muren. Zelfs achter bij ons op de schuur verscheen er zo een: een grote, lelijke, zwarte ‘hoer’, met spuitbus nota bene.

