
Sept. ’92
Lang, donker, mysterieus… Interessant. Ik trok de stoute schoenen aan, sprak hem aan en ging naast hem zitten. Die hele tramrit waren we in gesprek en het volgende dat ik me herinner was dat ik op zijn kamer zat en hij mijn vriendje was. Vanaf die dag waren we het liefst 24/7 samen.
Mitch’s leven draaide grotendeels om graffiti, zijn studie was bijzaak. Hij was behoorlijk para over zijn dikke map met foto’s van z’n pieces, die heeft zeker twee jaar bij mij thuis gelegen.
Regelmatig ging ik voor hem naar Koffiedik om een voorgedraaide joint van vijf gulden te halen. Ik kon gratis reizen, dus ik was de aangewezen persoon. De vertrektijden kende ik al snel uit m’n hoofd en als alles meezat was ik binnen een uur heen en terug. Zelf blowde ik liever niet meer omdat ik er paranoïde van werd.

Als we weleens met Mitchells vrienden uitgingen, dan was het naar Fellini of Cartouch, zo’n standaard uitgaansgelegenheid. De sfeer daar met die mensen was ik steeds vreselijker gaan vinden. Wel leuk was de keer dat Steven, die rapte, optrad in Cartouch. Hij deed het prima hoor, maar het was een lastig publiek.
’93
Buiten schooltijden om had ik genoeg vrije tijd en als ik dan toch in Utrecht was kon ik het niet laten om even de stad in te gaan. Regelmatig liep ik daar doelloos rond, vaak met vreemde denkbeelden.


Hij wilde altijd dat ik mee ging om spuitbussen te jatten, want dan viel hij minder op. In zijn bomberjack konden meer dan tien van die bussen zonder dat het opviel.
Terwijl ik las, keek ik ook een beetje om me heen. In de strip had Donald acute hoofdpijn en terwijl ik opkeek richting plein, greep een voorbijganger prompt naar z’n hoofd. En nog meer van wat ik las gebeurde direct om me heen. Huh, was er een correlatie tussen wat ik las en de realiteit?
Het leek alsof alle dingen waar ik zo naar verlangde en die me dreven in dit ene goddelijke moment samen waren gekomen om dit samenspel van blijheid, liefde en vrijheid te verwerkelijken. Ongelofelijk was het, een ware harmonie.