Hoog Catharijne

🔺 De Clarentuin
Mijn eerste kennismaking met Hoog Catharijne (HC) zal ergens in de tweede helft van ’89 geweest zijn. Wat een drukte, wat een chaos. En tegelijk ook de aantrekking: hier gebeuren dingen.
Ik kwam tenslotte van een eiland, laten we dat niet vergeten. Drie lange jaren van mijn puberteit had ik op Curaçao doorgebracht, waar geen ongekende wereld van mogelijkheden was om geleidelijk aan te ontdekken. Het leek meer op een hele lange vakantie in een afgesloten resort. Voor vervoer was ik altijd afhankelijk van m’n ouders, waar ik ook heen moest: naar school, het strand, vriendinnen, feestjes. Fietsen kon er niet, er waren geen fietspaden en er lag veel glas langs de weg. Er was wel openbaar vervoer, maar dat was niet zo aantrekkelijk want een dienstregeling was er niet. Dus je kon gaan staan wachten bij de paal met bordje ‘bushalte’ met de zon vol op je hoofd, zonder ook maar een idee te hebben wanneer er eindelijk eens een keer een bus zou komen. In de drie jaar daar heb ik om precies te zijn twee keer een bus genomen. De ene keer was dat een stationwagen en de andere keer een minibusje.

Kortom, ik had daar weinig bewegingsvrijheid en een beetje wereldvreemd werd je er vanzelf wel. In de jaren ervoor had ik ook vrij weinig meegemaakt, want ik was beschermd opgevoed, onder de paraplu van het rooms-katholicisme. Een prachtige, veilige jeugd, bijna te mooi om waar te zijn en te geborgen om voorbereid te zijn op alles dat nog op m’n pad zou komen.
Hoog Catharijne was in die jaren een plek waar veel activiteit was. Het was niet alleen een doorstroomlocatie voor treinreizigers, niet enkel een plek waar mensen gingen winkelen of een hapje gingen eten. Nee, er gebeurde van alles. Op bepaalde plekken zag je groepjes rondhangende mensen, voor wie HC een sociale functie had. Het was altijd druk bij de passage waar alle verschillende eetgelegenheden waren en bij de taxistandplaats, die veel mensen ook gebruikten als meeting point. Op zo’n beetje elke hoek verspreid over het winkelgedeelte stond er wel entertainment of een of ander standje dat de aandacht trok. Ja, we kunnen wel stellen dat HC destijds inderdaad het Winkelhart van Nederland was, zoals ook in de welbekende lofzang zo ongeveer om de vijf minuten door alle speakers werd rondgezongen.

Bij de tramhalte CS was er een roltrap naar boven die uitkwam bij de taxistandplaats. Als ik zin had in drukte ging ik er een halte verder uit, bij Moreelsepark, want in de gang daarboven zat altijd iemand met een djembé.
Dat gaf een oorverdovend lawaai door de magnifieke akoestiek; een treffende binnenkomer. En over muziek op HC gesproken: bijna dagelijks was er een Zuid-Amerikaanse groep in traditionele, kleurrijke kleding, waar mensen vaak bij stil bleven staan en zelfs ook spontaan bij begonnen te dansen. Wat later was er ook ineens de man met zijn lange, grijze haar en baard, die licht voorovergebogen in z’n lange jas dwarsfluit speelde. Een tijd lang stond hij er echt elke dag de prachtigste klassieke deuntjes te spelen, die door de aankomsthal en de passage heen echoden. Het schijnt dat hij ooit een professioneel musicus was geweest en uit een gegoed milieu kwam en dat het een weloverwogen keuze was om straatartiest te zijn. Wie had dat gedacht?

Geregeld liepen er chantende Hare Krishna’s rond die boekjes verkochten met hun Heilige Boodschap, drie voor tien gulden. Nu, ruim dertig jaar later, heb ik mijn drie boekjes nog. Tijdloze informatie over het proces van geestelijke vervolmaking, zoals die al duizenden jaren door grote leraren is overgedragen. Over de tekortkomingen van de hedendaagse wetenschap, die de realiteit reduceert tot atomen en moleculen. Voor iemand zoals ik, die net de eerste schreden zette in de wereld van de spiritualiteit, was dat zeer fascinerend. Zij leken alle antwoorden al te hebben, een mooi totaal aan houvast. Maar mijn pad zou niet door een kant-en-klaar wereldbeeld worden bepaald, hoe waar die ook leek te kunnen zijn. Nee, mijn zoektocht vanaf die tijd zou eindeloos lijken.
Er was echter ook een hele andere kant aan HC. De groepjes mensen bleken vaak junks te zijn, die daar rondhingen uit noodzaak en helemaal niet vanwege het leuke beeld dat ik erbij had. Veel daarvan zaten bij elkaar op de plateaus bij de Clarentuin om te dealen, te gebruiken en ’s nachts te slapen.
Ze zaten ook in de doorgangen en op de trappen die naar HC leidden, waardoor publiek en passanten daar niet meer doorheen durfden te lopen. Regelmatig werden ze weggestuurd en gingen dan gewoon weer naar een andere plek, er waren genoeg gangen en vluchtroutes. Veel van die doorgangen zijn later om die reden afgesloten. Een wisselende groep verbleef in de bevoorradingstunnel onder HC, ook wel de junkentunnel genoemd. Daarover gingen de vreselijkste verhalen rond en ik liep er altijd met een grote boog omheen. Het was dan ook niet vreemd dat veel mensen zich niet veilig voelden op Hoog Catharijne. Soms was het er aardig grimmig en veel van de junks waren in hun vrije tijd ook zakkenroller of klampten mensen indringend bedelend aan.
En toch, als ik niks te doen had, ging ik naar HC. Daar gebeurde altijd wel wat en ik kwam er altijd wel iemand tegen om even mee rond te hangen.
Maar ’s avonds en ’s nachts kon je er beter niet heen gaan, want dan was er geen drukte die de junks nog enigszins camoufleerde. Desondanks was de sfeer apart, ik voelde me daar vrij. Lanterfanten heb ik in die tijd op HC en in de Utrechtse binnenstad geleerd. Voor mij betekende dat: doen wat goed voelt, waar het je ook brengt. Geen agenda, geen verplichtingen, leef in het moment!

