Een kort verhaal – Lente/zomer 1992

Begin april: mân leven stond op losse schroeven. Ik had niemand meer, er was alleen nog Rik. Totdat ook hij uit mân leven verdween. Het was bij hem thuis: vanuit het niets keek hij ineens heel moeilijk en zei dat hij zich te veel door mij liet meeslepen en geen ruimte meer voor zichzelf had. Hij doelde onder meer op het eindexamen, waar hij nog middenin zat. Hij wilde zân diploma halen en dat ging zo echt niet. Het diploma, waar in mijn ogen sowieso veel te veel waarde aan werd gehecht. Er werd gedaan alsof je jonge mensenleven alleen maar daarom draaide, alsof niets anders er toe deed. De druk die dat gaf was immens beklemmend. Uiteraard zat er wel iets in, het idee dat een diploma bepalend was voor je maatschappelijke positie die op haar beurt weer cruciaal was voor je welvaart en aanzien, je hele verdere leven lang. Maar niet voor iedereen waren zulke gedachten bevorderlijk. Ontspannen eindexamen doen was maar voor een klein percentage leerlingen weggelegd.
En zo kwam het dat ik helemaal niemand meer had en niets anders kon dan vluchten: mân kamer uit, wegvluchten van de herinneringen, weg van de vreselijke maanden die ik daar had beleefd. Ik wilde alles achter me laten: de eindexamenstress, de laatste vreselijke maanden op school en alles en iedereen die daarmee te maken had. Die vluchtroute leidde linea recta naar Utrecht. Bijna elke avond was ik in Sarasani te vinden en middagen lang zat ik bij het stadhuis of zwierf ik rond in de stad. Ondanks mân vreemde hersenspinsels, die wel steeds minder werden, ervoer ik een overweldigende vrijheid. Nu alles dat er gebeurd was steeds verder op de achtergrond raakte, was blijdschap het overheersende gevoel geworden en ik voelde liefde, voor iedereen! Dat gevoel was stilaan over me gekomen en voelde als een nieuwe religie die ik bij toeval had ontdekt. Het was een geloof met één aanhanger, want ik stond alleen in die gewaarwording. Althans, zo voelde het, dat was mijn realiteit. Waar ik maar kon verkondigde ik mijn boodschap van liefde, door liefde te geven of gewoon liefde te zijn. Ik voelde me oprecht verbonden met iedereen en was continu vrolijk, waar ik ook was, wat ik ook deed. Alsof ik uit het niets had ontdekt wat er werkelijk toe deed in het leven: liefde. En het paradijs? Dat was gewoon hier, op aarde!

Inmiddels was ik kind aan huis geworden bij coffeeshop Andersom. Ik raakte bevriend met een van de jongens die daar beneden achter de bar stonden. Gedurende een paar weken ging ik bijna dagelijks met hem om. Zijn moeder had een volkstuintje met een groot tuinhuis in Tuindorp, waar hij in die tijd woonde. Het was veel groter dan de gemiddelde tuinhuisjes, met een echte huiskamer en een keuken. Weliswaar geen toilet of elektriciteit, maar voor een tuinhuis was het aardig comfortabel. Geregeld ging ik naar hem toe en het waren leuke weken, vriendschappelijk overigens. Totdat er op een dag een gevoelige kwestie van zijn kant naar boven kwam en een gevoel van schaamte het van hem overnam. Ik zal daar vast een rol in hebben gespeeld. Was ik niet begripvol genoeg? In ieder geval, hij bleef hangen in die gĂȘne en met psychedelica kan dat allesomvattend worden. Alles draait dan om die ene emotie die de overhand neemt. Daarbij kun je met iemand in een gevaarlijk web van gedachten en gevoelens terechtkomen van misverstanden, communicatiestoornissen, chaos! Dit valt dan ook niet meer uit te praten of goed te maken. Een ogenschijnlijk mooie vriendschap kan zo in één klap uit elkaar spatten. En zo ging het bij ons dus ook.
Niet lang daarna ontmoette ik twee vrienden met wie ik geregeld op stap ging. Ik zag die jongens vooral in het weekend. Tot sluitingstijd zaten we in Sarasani en daarna gingen we ergens anders heen. Tijdens Koninginnenacht in â92 nam ik samen met hen voor het eerst ecstasy. Wat een geweldige ervaring! De nacht was lang en de mogelijkheden waren ongekend. Die nacht vormde de omgeving zich geheel naar de staat waarin wij verkeerden: ongeremd en vol liefde. Vanaf die dag nam ik tijdens het uitgaan soms een pilletje. Een van de twee was een kleine dealer en dat maakte het wel heel makkelijk. We hebben ook een keer een roeiboot gehuurd en de hele middag rondgevaren in Utrecht. Een van hen was die dag jarig en had nog een vriendin meegenomen. Bij aanvang kregen we als traktatie alle vier een pilletje en we hadden meerdere flessen wijn: we waren er helemaal klaar voor. Urenlang hebben we buiten het centrum rondgevaren, de Vaartsche Rijn af en nog wat verder. Ik herinner me zelfs het Merwedekanaal waar we in beland waren, ons afvragend of je daar eigenlijk wel mocht varen met zoân klein bootje. Die vriendschappen verwaterden uiteindelijk weer, maar het jaar daarop hoorde ik dat die twee jongens een zelf gecreĂ«erd thuislab hadden en dat daar op een dag een explosie was ontstaan waarbij een van de twee delen van meerdere vingers was kwijtgeraakt…
Ergens in juni of juli ontmoette ik Daisy. Ze was nog erg jong, vijftien pas. Ze woonde midden in de stad en met haar ging ik vaak uit, vooral om te dansen. Altijd naar De Vrije Vloer en meestal zonder dope, want geld hadden we niet. We hadden net genoeg voor de entree en de rest van de avond dronken we water in de wc of we kregen drankjes van hoopvolle jongens. Aan het begin van de zomer liepen we een roodharige jongen uit Harmelen tegen het lijf. Hij was aanvankelijk heel leuk en we gingen regelmatig met zân drieĂ«n uit. Totdat zij iets met hem kreeg, toen werd hij heel anders. Hij behandelde haar respectloos en bleek een psychische vampier te zijn. Daarbij nam hij het ook niet zo nauw met de trouw. Haar zelfverzekerdheid ging door hem flink achteruit, wat vreselijk was om te aanschouwen. Ik was toen helaas niet zo assertief. Tenminste, niet als het ging om mensen de waarheid vertellen, conflicten vermeed ik liever. Maar achteraf bezien had ik hem graag de wind van voren willen geven. Die relatie heeft gelukkig geen stand gehouden, aan het eind van de zomer was het alweer uit. En wat ik ervan heb gehoord, heeft hij zân verdiende loon gekregen: levenslang đ, want hij is een braaf burgermannetje geworden.

Ik ging ook weleens uit in IJsselstein. Nou ja, uitgaan was dan een groot woord. Er was een straat(je) met kroegen en er was de dancing Het Praethuys. Vanuit het hele land en zelfs van over de grens kwamen mensen naar IJsselstein voor Het Praethuys. Maar ik vond de sfeer daar eigenlijk best vreselijk. Als ik buiten stond te wachten in de eeuwige rij (echt, er was altijd een rijâŠ) voelde ik dat al en kreeg ik al vluchtneigingen. Enkele keren heb ik het volgehouden en ben ik daadwerkelijk binnen geweest. En dan stond ik daar tussen de verwaande, opgedirkte trutjes en de timide of juist veel te arrogante jongens. Dan had je dus ook nog de kroegen, waar het merendeel van de bezoekers mannelijk was. De meeste daarvan waren straalbezopen en daaruit volgde al snel âbanaalâ. Vooral De Stal was daar een goed voorbeeld van. In Het Karrad was het altijd druk met jongeren, De Punt was voor ouwe zakken en De Stee zat overal een beetje tussenin. Maar ondanks alle drukte waren er zelden leuke mensen en nog minder interessante gesprekken. Utrecht was daar een veel betere plek voor. Ik wist nooit wie ik daar tegen zou komen of hoe de dag zou verlopen, maar boeiend was het altijd.
Enfin, zo ging die zomer zoân beetje voorbij. Avonturen kwamen en gingen. Na mân ervaringen vanaf herfst ’91 en oud en nieuw dat jaar had ik weer wat vrijheid teruggevonden. Maar door alles dat ik in die tijd deed en vooral door de middelen die ik nam ging het regelmatig weer mis met mân hoofd. Zoals de keer bij het stadhuis, aan het begin van een avond in augustus. Iemand bood me een trekje van een joint aan, ik nam die aan en vond de smaak wel een beetje vreemd. Ik weet niet precies wat erin zat, maar daarna ging het helemaal mis⊠Ik kreeg problemen met geluid, ieder geluid. Het begon met iets kleins, zoals een uitroep of een schreeuw. Zoân klank kwam opeens heel indringend op me over. En van daaruit werd het steeds intenser.
Die avond bleef ik door de stad lopen, in de hoop dat die indringende ervaring vanzelf over zou gaan. Zo zwierf ik een beetje rond, op zoek naar een rustig plekje, maar er was geen plek waar het echt stil was. Onderwijl werden de geluiden alleen maar overweldigender en voordat ik het doorhad gebeurde er ineens iets heel raars: ik hoorde plotseling woorden in al die klanken. Alle geluiden die je zoal kunt horen in een grote stad: verkeer, mensen ver weg die schreeuwden en die ik niet eens kon verstaan, een hond die blafte, een autodeur die dichtgegooid werd, noem maar op⊠In al die geluiden hoorde ik woorden, alles en iedereen riep iets. Het waren voornamelijk onaardige dingen of bevestigingen (‘Ja!’) of ontkenningen (‘Nee!’) over dingen die ik dacht en ik probeerde alles te verstaan, alsof er belangrijke berichten tussen zaten of boodschappen die me verder konden helpen. Ik zocht samenhang en opheldering, maar er was geen touw aan vast te knopen, het was alleen maar verwarrend en drukkend. En ik werd er ook bang van, want het voelde alsof er echt iets niet goed ging in m’n hoofd.

âs Avonds laat was ik gestrand op een bankje op het Janskerkhof, waar ik probeerde tabak te maken van wat me overkwam. Ik probeerde het weg te denken, maar dat lukte echt niet. Maar hĂ©, daar was opeens de blonde jongen die ik weleens had ontmoet in de tram, waar hij toen zat met z’n blikje bier. Dat kon wel een jaar geleden zijn. Hij moest toen ergens in mijn woonplaats zijn en ik heb hem achterop mân fiets weggebracht, of nee, hij fietste, want de zwaarste moest fietsen. Het was een joviale gast, een alcoholist, waar ik het eigenlijk wel mee te doen had. Maar die nacht dus, bij het Janskerkhof, trof hij mij wanhopig en in tranen aan. Wat er precies met me was vertelde ik niet, want ik vond het zo bizar dat ik me er eerlijk gezegd voor schaamde. Hoe zou iemand dat nou kunnen begrijpen?? Ik snapte er zelf ook geen bal van. Maar goed, hij wilde me helpen, zodat ik niet de hele nacht zo buiten in de kou zou zitten en nam me mee naar de Sleep Inn, daar vlak achter. Hij wilde zelfs voor mij betalen want ik was blut. Ik weet het nog heel goed: drie gulden vijftig was het, inclusief ontbijt. Eerst was er een probleem omdat ik geen vast gezicht was, maar hij wist ze te overtuigen me toch binnen te laten, wijzend op de toestand waarin ik verkeerde. Nou goed, wij daar naar binnen. De eetzaal met de bar kwamen me zo bekend voor… Was ik daar weleens eerder geweest? Ja, ik zag het plots weer levendig voor me, het was in de twee weken dat ik van het zwerversbestaan had geproefd. Maar goh, dat leek zo lang geleden, terwijl het maar een jaar geleden was, in de zomer van ’91. En wat voelde ik me toen anders, echt een wereld van verschil.
We gingen naar boven naar een slaapzaal met een stuk of tien bedden. Hij viel al snel in slaap, maar ik niet. Ik heb daar de hele nacht wakker gelegen in de aanhoudende drukte van de stadsnacht. Mensen schreeuwden, auto’s en motors scheurden langs en het hield nooit op. Vaak genoeg ging het rechtstreeks over mij, maar soms kon ik het niet goed verstaan. Juist dan was het extra frustrerend, want hoe vreselijk het ook was, ik bleef maar proberen het te begrijpen en te doorgronden. Dat die jongen die me amper kende, toen zelf dakloos was en geen moer had, me zo heeft willen helpen is me altijd bijgebleven. Daarna heb ik hem nooit meer gezien, maar ik ben hem nu nog dankbaar dat hij me die nacht van straat heeft gehaald. Dat was barmhartig en bewonderenswaardig.
Pareidolie (van het Oudgriekse para-, ‘naast’ en eidĂŽlon, ‘verschijning, vorm’) is een psychisch verschijnsel, een vorm van illusie waarbij iemand een zodanige interpretatie van onduidelijke of willekeurige waarnemingen heeft, dat hij hierin herkenbare dingen meent waar te nemen.
Een hallucinatie is een zintuiglijke beleving die niet overeenkomt met wat er in de fysieke werkelijkheid gebeurt. Het woord hallucinatie is afkomstig van het Latijnse hallucinere, dat te vertalen valt als dromen of ijlen.