
De Hof van Eden was een prachtige, paradijselijke tuin
die zich in het Spatieel bevond.
➖
Het Spatieel bestond in de tijd van de creatie van de Hof van Eden nog relatief kort en bestond aanvankelijk uit denkbeelden en modellen die helemaal nieuw van opzet waren. De voorstelling van ‘het fysieke’ had een experimenteel karakter en was niet bij voorbaat volledig uitgewerkt en was zeker niet ‘levend’, zoals het uiteindelijk zou worden. Het was meer een eenvoudige weergave van fantasieën en het werd verder uitgedacht terwijl het uitgebreid werd. Verscheidene ideeën werden gebruikt om de idee ‘materie’ zo alomvattend mogelijk te maken. Het bedenken van verrassende en originele vormen en kleuren was een doel op zich. Van één en twee dimensies werden het er denkbeeldig al snel drie en dat maakte weer heel veel meer mogelijk. Het was een moment van ongekende creativiteit.
Het statische karakter van het concept dat het Spatieel was, werd met de toevoeging van ’tijd’ een geheel ander, dynamisch gebeuren waarin de materie echt kon worden vormgegeven. Dit was zo anders dan voorheen dat er veel oefening nodig was om het een logisch karakter te geven. Vanaf het moment dat die logica geperfectioneerd was, werd er begonnen met het maken van de afzonderlijke gebieden binnen het Spatieel. Al die deelgebieden tezamen vielen onder de noemer ‘Eden’, verwijzend naar het plezier waarmee er gecreëerd werd. De Hof van Eden was een van de eerste domeinen die in het leven werd geroepen.
De Hof van Eden bestond uit een systeem dat ‘natuur’ genoemd werd. Materie in combinatie met tijd maakte het mogelijk dat natuur kon leven en zich kon ontwikkelen. Allereerst was er flora. Flora kon groeien en bloeien en daarmee zichzelf verspreiden. Dat laatste was overigens pas verzonnen nadat bedacht was dat een element binnen flora eindig moest zijn. Zonder dat idee was flora namelijk wel vitaal, was de gedachte, maar niet dynamisch. Het miste de nodige intrinsieke motivatie. Het voortplanten om te blijven bestaan als soort voorzag daarin. Ook kwamen er landschapselementen zoals rivieren en oceanen en er kwam een atmosfeer. Zonder die zaken kon flora logischerwijs niet bestaan.
Tot dusver was er tevredenheid over flora. Flora werd daarna meer en meer uitgebreid, zo ver als de fantasie maar kon reiken en zo divers en kleurrijk als maar bedacht kon worden.
Flora werd geheel vrij gelaten en kon zich ongemoeid verder vormen. Er werd nooit ingegrepen omdat de gedachte was dat de vrijheid van flora net zo onbegrensd moest zijn als die van het ontwerp zelf. Zo floreerde flora tijdenlang en er werd niet eens zo veel naar omgekeken.

Totdat de gedachte ontstond dat er een nieuw element bij zou kunnen komen. Dat onderdeel zou harmonieus samenwerken met flora en werd ‘fauna’ genoemd. Ook met fauna kon er weer vrijelijk geconstrueerd worden en er was al snel een rijkelijk scala aan voorstellingen geschapen.
In het begin stonden flora en fauna op zichzelf binnen de Hof van Eden. Later werd het zo gemaakt dat er symbiose kwam tussen de twee. Die gedachte maakte dat flora en fauna één werden: één systeem waarin alle elementen evenwichtig samenwerkten. En wederom werd de Hof van Eden voor lange tijd gelaten zoals het was, het was immers prachtig zoals het was en het leek voltooid te zijn.
En toch kon er nog iets nieuws toegevoegd worden. Het nieuwe grondbeginsel zou niet alleen binnen flora en fauna functioneren, maar zou ook bewuster worden dan de natuur. Een levensvorm die kon denken en redeneren. Er kwamen twee soorten: een mannelijk en een vrouwelijk soort. Dit was ook bij flora en fauna al bedacht en werd zodoende doorgetrokken naar het jongste bedenksel dat ‘mens’ werd genoemd.
In eerste instantie waren er twee van die mensen. Zij zouden later ‘Adam’ en ‘Eva’ genoemd worden. Zij waren de eerste twee van die soort die leefden in de Hof van Eden. De paradijselijke planeet die de mens ‘aarde’ zou gaan noemen.
Wordt vervolgd…