
‘Nee, ik meen het. Ik weet het nu echt zeker.’ Ze kijkt me met een bezwaard gezicht aan. ‘Ik heb het opgezocht en als we nú niets doen, bestaat de kans dat ik plotseling verlamd raak. Het Guillain-Barré syndroom heet het. Hier staat het.’ Ze houdt het schermpje voor m’n gezicht. ‘Kijk dan, lees het dan!’ Ik krijg nauwelijks een seconde de tijd om het te lezen, want ze loopt alweer weg en gaat bij het raam staan. ‘We moeten snel gaan voordat de verlamming intreedt, de tintelingen worden met de minuut erger!’
Ik heb inmiddels geleerd om op deze momenten serieus te blijven, meelevend te zijn en vooral niets af te vlakken of te relativeren, want dat zal alleen maar olie op het vuur gooien. Kalm blijven, gaat er door me heen. Wat ze ook zegt, geduldig blijven…
‘Als je dat echt denkt, dan bel ik nu meteen de huisarts voor een afspraak’, hoor ik mezelf zeggen. Hij ziet ons aankomen… Ze draait zich om en kijkt me vertwijfeld aan: ‘Of zullen we maar meteen een ambulance bellen? Wat denk jij?’
Ooit vond ik het nog aandoenlijk. Wat ze zei klonk ook altijd aannemelijk. Het begon op een dag, nog maar twee jaar geleden. Ze had last van d’r rug. Toen dat aanhield ging ze het opzoeken. Het was een hernia, zei ze. Ze had alle symptomen, dus het kon niet missen. Het herstel daarvan zou weken of zelfs maanden duren en we konden onze vakantie wel vergeten. Nou, de paniek die er toen ontstond was niet te filmen. Vooral háár paniek. Dat bleek toen niets ergs te zijn, maar vanaf die tijd was er elke maand wel wat en het werd iedere keer ernstiger. Ja, die hernia die geen hernia was, dat was de eerste keer, maar zeker niet de laatste. Want toen begon het hele circus.
In het jaar dat volgde waren er meerdere ziektes langsgekomen, uiteraard met bijbehorende symptomen. Variërend van contacteczeem tot diabetes tot aan ziektes met vreemde namen waar niemand ooit van had gehoord. Maar zij had het. Het hoogtepunt, of eigenlijk dieptepunt, was nog wel de vermoedelijke stemmingsstoornis, waarvoor we zelfs nog naar een psychiater bij de crisisdienst waren geweest. Radeloos was ze toen en haar emoties gingen alle kanten op, hetgeen natuurlijk alleen maar bevestigend voor haar was. ‘Mevrouw, u heeft gewoon emoties, net zoals ieder ander mens’, was na uitgebreid onderzoek de conclusie geweest. ‘Niets om u zorgen over te maken.’
Bij de voorlaatste, in haar ogen ernstige, aandoening, drie maanden geleden, had ze al dagen hoofdpijn en ze besloot op te zoeken waar het door kon komen. ‘Is m’n gedrag de laatste dagen veranderd?’ had ze gevraagd. Ik kon niet zeggen dat dat expliciet het geval was en had ontkennend geantwoord. ‘Ja, maar dit heb ik wel: geheugenproblemen. Gisteren wist ik namelijk niet meer waar ik m’n mok had gelaten. En ik zag ook even heel wazig toen ik vanochtend aan de laptop zat… En ik ben de hele dag al misselijk. Dat zijn allemaal symptomen van een hersentumor….’, had ze gezegd. Ik was toen toch wel geschrokken, tegen beter weten in, en voor ik het wist was de hele toestand zo geëscaleerd dat we al snel weer samen bij de huisarts zaten. Wat volgde was een doorverwijzing naar de neuroloog en een hersenscan, waaruit natuurlijk bleek dat er niets aan de hand was.

‘Nou, we moeten snel beslissen!’ Ze ijsbeert door de kamer. ‘Gaan we naar de huisarts of bellen we een ambulance?’ Ja hoor, die arts ziet ons al aankomen. Daar zijn ze weer, daar gaan we weer. Weer een doorverwijzing en allerlei onnodige onderzoeken. Weer in het ziekenhuis zitten en wachten voor afspraken die alleen maar uit zullen wijzen dat ze kerngezond is. Hoe kan ik dit ombuigen, hoe kan ik ervoor zorgen dat dit ophoudt? Ha, maar wacht eens even. Ja, dit is een briljant idee. Ik zoek op: symptomen van hypochondrie.
‘Hé schat, heb je weleens hartkloppingen?’ ‘Eeeh, ja, ja, zeker wel’, beaamt ze. ‘En benauwdheid, heb je dat dan ook?’ ‘Ja, dat klopt, hoezo, wat betekent dat dan?’ Ik ga nog even verder, hoe meer symptomen, hoe beter: ‘En heb je daar dan ook een droge mond bij en het gevoel dat je flauw gaat vallen of dat je gek wordt of zelfs dat je dood gaat?’ ‘Ja, ja!’ ze schreeuwt het nu uit. ‘Hoezo nou, wat heb ik dan?’ Ze zit inmiddels op het puntje van d’r stoel. ‘Nou, ik weet nu écht zeker wat je hebt en we moeten inderdaad zo snél mogelijk naar de huisarts want het is érnstig.’ Opgelucht en dankbaar staart ze me aan terwijl ik kordaat aan het bellen sla…
Hypochondrie – Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zwaarmoedigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1771. Het woord is samengesteld uit de Griekse woorden hypo (= onder) en chondros (= kraakbeen), omdat men indertijd meende dat deze aandoening haar zetel had in de borstkas onder de ribkraakbeenderen.