
Lente 1993
Het was lente en ze voelde zich alweer een stuk beter. Ze vond een schoonmaakjob voor twee dagen per week bij een herenhuis in Soest, zo’n vijfendertig minuten rijden met de auto vanaf haar woonplaats. Het betrof een tehuis voor meervoudig gehandicapte jongeren. Niet dat ze warme gevoelens voor die doelgroep koesterde, eerder het tegenovergestelde, want ze wist nooit zo goed wat ze aan moest met die mensen, de communicatie verliep altijd zo vreemd. Maar daar was werk, dus dat ging ze doen. De baan bestond uit zo ongeveer alle schoonmaakwerkzaamheden in het kolossale huis, van stofzuigen tot het schoonmaken van de keuken en de badkamers.
De schoonmakers werden vanaf een aantal locaties opgehaald en met een busje naar het huis vervoerd. De eerste keer werd ze bij het winkelcentrum opgehaald. Daar stond al een meisje te wachten, die blijkbaar ook mee ging. Vrolijk groette ze haar en begon tegen d’r te babbelen. Maar sjonge, die was depri zeg, er was geen gesprek mee te beginnen. Het was alsof haar leven ter plekke zou eindigen, hier en nu. Nee, die stond daar echt niet voor d’r lol. Zelf was ze wel aardig positief en ging er met frisse moed heen, onder het mom ‘we zien wel waar het schip strandt’. Maar gelijk die eerste dag schrok ze zich helemaal rot: een van de cliënten struikelde over d’r stofzuigersnoer, kwam plat op de grond terecht en bleef daar roerloos liggen. Ze had geen idee wat ze nu moest doen, want ze zag al voor zich hoe hij zou beginnen te schreeuwen of hoe ze hem zou kunnen bezeren tijdens haar hulppoging. Gelukkig was de verpleging in de buurt en werd de situatie opgelost, maar de schrik zat er nu wel in.
De keer erop werd ze opgehaald bij een bushalte in de buurt. Het beloofde een warme dag te worden, ’s morgens voor achten was het al zestien graden. De halte bestond uit slechts een paal en een bordje met de dienstregeling, dus ze ging daar op de grond liggen op het strookje gras met d’r hoofd op haar rugzak. Niks vreemds aan, toch? Nou, wel dus, want een bekende van haar moeder had haar daar zien liggen en had er nogal een heisa van gemaakt: ‘Ik zag je dochter vanochtend en ze lag gewoon op straat, op de grond!’ Ja zeg, van de zotte. Haar moeder had het er jaren later nog weleens over, ook al had ze verteld hoe dat zat. ‘Je lag daar op straat…’, zei ze dan, alsof ze haar uitleg steeds weer vergeten was.

De tweede werkdag ging beter dan de eerste, als in, de ochtend verliep nog goed. Maar toen werd het lunchtijd. De zelf meegebrachte lunch werd genuttigd in een klein bijgebouw op zo’n vijftig meter afstand van het huis. Er werd weinig gezegd, de sfeer was moeilijk. Geen gezelligheid tijdens die lunch, deprimerend zeg. Ze zat daar en bezag dat zo en ineens zag ze de vreselijke werkelijkheid in van deze situatie. De lamlendigheid en het gebrek aan energie van de jonge mensen, het was pure wanhoop. En dat kwam allemaal door dit uitzichtloze, hersenloze werk. Op deze leeftijd, wat de bloei van je leven zou moeten zijn…
Ze ging naar buiten om nog even in het zonnetje te zitten, weg van de beklemmende sfeer. Vanaf de picknickbank keek ze een beetje rond. Wat een prachtige omgeving was dit toch, zo midden in de bossen. Ineens werd ze overspoeld door een gevoel van vrijheid. Die o zo bekende sensatie, die in zo’n groot contrast stond met de benauwde stemming van daarnet. Het was alsof ze wakker werd uit een boze droom en ze dacht: fuck dit, ik stop ermee. Zonder enige twijfel daarover ging ze languit boven op de picknicktafel liggen met haar verlossende gevoel.

Ze droomde net een beetje weg toen er ineens een collega naast ‘r stond. Of ze maar snel wilde komen, want de lunchpauze was om. Toen ze daarop zei dat ze niet meer ging, dacht hij dat ze een grap maakte. Ja, zijn verbazing daarover was haast onvoorstelbaar groot, wat nog een geestige situatie opleverde. Toen ze hem ervan overtuigd had dat ze het meende, gaf hij haar een blik alsof hij water zag branden. Uiteindelijk gaf hij het op, want hij moest weer aan het werk. Met half dichtgeknepen ogen door de zon zag ze hem hoofdschuddend weglopen. Voordat hij naar binnen ging keek hij nog even vertwijfeld om, maar ze zag het al niet meer…