
Het begint al als ik nauwelijks wakker ben: de krant is niet bezorgd. Ik kijk naar buiten en snap heel goed waarom. Ik heb het altijd erg te doen met de bezorgers als het regent of stormachtig weer is. Ik wacht geduldig af en ja, hoor, om
08:00 uur valt-ie toch nog netjes in de bus. Een beetje nat weliswaar, maar dat droogt vanzelf wel, ik was toch niet van plan ‘m nu te gaan lezen. Ik loop de deur uit en ik zie dat er een hele grote tak op de stoep is beland door de harde wind.
Ik denk gelijk aan al die oude mensen die er vandaag zullen lopen en leg met best wel wat moeite de tak aan de kant. Ze mogen ook weleens naar de stoeptegels kijken, denk ik bij mezelf, want er steken een paar stenen gevaarlijk uit. Dat dat levensgevaarlijk kan zijn voor diezelfde oude mensen vanwege hun broze botten staat buiten kijf.
De metro komt eraan en ik moet weer staan, maar dat maakt me helemaal niet uit. Ik ben allang blij dat ik zo snel en droog vervoerd word, geweldig toch, het OV?
Er staat iemand met krukken naast me en ik regel op vriendelijke toon even een zitplek voor diegene. Ik zie het verbaasde gezicht van de man die nu op moet staan, maar ik leg het even uit. Hij had er helemaal niet op gelet, zei hij, en biedt zelfs ook nog zijn excuses aan, ook al hoeft dat nou ook weer niet. Als ik buiten aanbeland ben is er iets mis met de spoorwegovergang. De bomen blijven maar dicht, maar er komt geen trein aan. Er staan steeds meer mensen te wachten, auto’s en fietsers. Ik neurie gezellig mee met het geluid van de rinkelende bellen, ik kan er toch niets aan doen. Na tien minuten komt er iemand aan die iets in het kastje doet en we kunnen allemaal weer verder. Fijn dat er zo snel iemand gekomen is, denk ik opgeruimd.
09:00 uur. Toch nog netjes op tijd zit ik achter m’n bureau. Als ik al zeker vijftien minuten bezig ben komt een van m’n collega’s gehaast binnen gestrompeld, weer te laat. Hij zou deze morgen toch niet weer problemen hebben gehad thuis, denk ik bezorgd. Ik zal straks wel even vragen hoe het met hem gaat. De vele ruzies met z’n vrouw zijn immers een behoorlijke stressfactor voor hem.

De ochtend verloopt verder goed, ik heb een hoop werk verzet. In de pauze sta ik in de rij bij de zelfbediening. Hé, de broodjes kroket zijn op, daar had ik juist zo’n zin. Maar gelukkig is Anja van de keukenbediening er vandaag. Daar heb ik altijd zulk leuk contact mee hè. Ze ziet me staan en weet dat ik graag een kroket eet tijdens de lunch. Vlug loopt ze naar me toe en zegt dat ze er wel even eentje in het vet gooit, ze komt ‘m zo brengen. Ik ga gezellig bij een paar collega’s zitten, want die hebben me toch een lol. Ja, je moet er zelf wat van maken zeg ik altijd.
M’n werk is best vermoeiend maar ook heel interessant. De middag vliegt om en voor ik het door heb ben ik alweer onderweg naar de metro. Door de harde wind valt er een jong meisje met fiets en al om, gelukkig ging ze niet zo hard. Ik loop er snel heen en help haar overeind. Blij met deze goede daad loop ik verder. Vanavond ga ik weer vrijwilligerswerk doen, creatieve activiteiten met verstandelijk beperkte mensen. Die zijn altijd zo dankbaar hè, ik voel me daar echt gewaardeerd. Ik heb alweer drie leuke dingen bedacht en van twee daarvan ook een voorbeeld gemaakt. Ik zie al die blije gezichten al voor me als ik er straks ben. We gaan ook warme choco maken, dat vindt een van de cliënten altijd zo leuk. Met een trots gezicht brengt hij dan iedereen een mok. Ja, daar verheug ik me nu al op.