
Hé, daar is die man weer, wiens naam ik niet ken. Ik heb hem vorige week ook nog gezien. Toen liep hij door de drukste straat met het zweet op z’n voorhoofd. Z’n joggingbroek lubberde om z’n overduidelijk spillige benen heen, die zwabberend de indruk wekten dat ze hun beste tijd inmiddels wel hadden gehad. Het leek of hij net had gesport, maar het zou net zo goed kunnen dat hij er een lange, drukke dag op had zitten op een werkplek waar dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen. Of hij was de baas van het lokale drugskartel, waarvan de meeste mensen niet eens wisten dat die bestond. Dan was z’n sjofele uiterlijk misschien bedoeld als cover-up, maar dat leek me bij nader inzien toch net iets te Wild West.
Daarvoor had ik hem met carnaval nog gezien. Toen had hij een grote oranje pruik op z’n bezopen kop en zwalkte samen met een andere man met een tovenaarshoed en veel te grote schoenen door de straat, of leek dat maar zo?
Het was de enige straat waar ik hem altijd zag. Ik dacht dat hij daar dan wel zou wonen, in een van de oude panden langs de gracht of in een van de nieuwe appartementen die gebouwd waren op de plek waar ooit een speeltuin stond met een schommel en een klimrek. Maar zeker wist ik het niet.
Vandaag is hij in z’n nette pak. Voor zover dat zo mag heten dan, want zijn colbert is te groot, z’n broek is te kort en z’n blouse te rood, maar dat staat hem helemaal niet gek. Alles is relatief, denk ik bij mezelf.
Hij heeft een vermoeide blik op z’n gezicht. Goh, zou dat misschien komen door de drie veeleisende puberdochters en de lastige vrouw die hij heeft? Of is hij simpelweg afgepeigerd door de strijd tegen z’n niet te winnen langdurige ziekte waar de artsen geen naam voor hebben? Hoewel hij natuurlijk net zo goed alleenstaand kan zijn en gewoon uitgeput is van alle verwoede pogingen om toch nog aan een partner te komen op zijn niet meer zo jonge leeftijd. Ja, het kan eigenlijk alle kanten nog op.
In een flits zie ik hem ineens weer voor me, het was vorig jaar in de trein. Dat was de enige keer ooit dat ik hem ergens anders heb gezien dan in de drukste straat. Hij viel toen zo op omdat hij achteloos een joint zat te draaien en alle mensen die langsliepen keken met grote ogen, want dat soort gedrag hadden ze sinds de jaren ’90 niet meer gezien. Het waren andere tijden geworden, maar de man, die mogelijkerwijs geen afscheid kon nemen van zijn glorietijden in een andere stad, ergens ver weg, interesseerde dat geen biet.

Met een nostalgisch gezicht had ik hem naar buiten zien staren, terwijl hij de wiet zo klein mogelijk aan het verkruimelen was. De wereld was die dag heel misschien voor hem nog steeds wel een beetje geweest zoals in de dagen van weleer, toen zijn pad nog mysterieus was en alles mogelijk leek te zijn. De tijd waarin hij een heel leger vrienden had gehad waarmee hij de gekste dingen uitspookte zonder daar ooit door in de problemen te zijn gekomen. Nou ja, of misschien ook niet.
Hij was die ochtend uitgestapt bij de halte in de buurt van het uitvaartcentrum en het enorme winkelcomplex dat sinds twee jaar open was maar heel slecht liep. Er waren daar ook nog wat dienstverlenende bedrijfjes in de buurt, zoals een advocatenkantoor, een huisarts en een massagesalon die veel te duur was maar toch druk bezocht werd omdat het de enige was in de wijde omgeving. Goh, zou hij toen soms een dierbare verloren zijn die hij al een tijdje niet had gezien maar waar hij toch warme gevoelens voor koesterde vanwege z’n onbezorgde jeugd? Of zou hij misschien een speciaal kadootje hebben gezocht voor een nichtje dat ergens aan de andere kant van het land woonde en jarig was of eventueel voor de moeder van een vriend van vroeger waar hij ooit een oogje op had gehad maar dat toch niet echt vond kunnen, maar waar hij nog wel regelmatig telefonisch contact mee had? Wellicht had hij juridische of medische problemen gehad en was hij meteen maar even naar de massagesalon gegaan om bij te komen van de stress die dat allemaal had opgeleverd. Maar het kon natuurlijk ook zijn dat hij gewoon even had willen wandelen op een plek waar hij anders nooit kwam, omdat hij al dertig jaar en een paar maanden door dezelfde drukke straat had gelopen en het allemaal al tot in den treure had gezien. Sjah, ik weet het ook niet.